-
1 de schouders ophalen
de schouders ophalen -
2 de schouders ophalen
de schouders ophalenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de schouders ophalen
-
3 de schouders ophalen
-
4 de schouders ophalen
v. shrug -
5 de schouders ophalen
hausser les épaules -
6 shrug
n. ophalen (v. schouder)--------v. schouderophalenshrug1[ sjrug] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————shrug2〈werkwoord; shrugged〉 -
7 schouder
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 zijn schouders onder iets zetten • se battre pour qc.schouder aan schouder • coude à coudeiemand op de schouders nemen • prendre qn. sur ses épaulesiemand op de schouder tikken • taper sur l'épaule à, de qn.iets schuin over de schouder dragen • porter qc. en bandoulièreover iemands schouder meelezen • lire par-dessus l'épaule de qn.ik kom tot aan zijn schouders • je lui arrive à l'épaule〈 figuurlijk〉 een last van iemands schouders nemen • débarrasser qn. d'un poids -
8 schouder
1 shoulder♦voorbeelden:zijn schouders onder iets zetten • 〈 figuurlijk〉 put/set one's shoulder to the wheelschouder aan schouder staan • be/stand shoulder to shoulderiets op de schouders tillen/dragen • lift/carry something on one's shouldersop de schouders gaan • be carried in triumphover iemands schouder meelezen • read over someone's shoulderhet geweer tegen de schouder leggen • shoulder the rifle -
9 пожимать плечами
vgener. de schouders ophalen, de schouders optrekken, schokschouderen -
10 пожимать плечами
vgener. de schouders ophalen, de schouders optrekken, schokschouderen -
11 heben
heben1 (op)tillen ⇒ heffen, opsteken3 bevorderen ⇒ verbeteren, verhogen♦voorbeelden:einen neuen Rekord heben • in gewichtheffen een nieuw record vestigendie Schultern heben • de schouders ophalen♦voorbeelden: -
12 give a shrug of the shoulders
-
13 give a shrug
-
14 give
n. buigzaamheid--------v. geven; aangeven; toegeven; geven (feestje geven)give1[ giv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het meegeven ⇒ elasticiteit, buigzaamheid♦voorbeelden:————————give22 meegeven ⇒ in(een)zakken, bezwijken, (door)buigen, verslappen, toegeven♦voorbeelden:¶ give on(to) • uitzien op, uitkomen op, toegang geven tot〈 informeel〉 what gives? • wat is er gaande?→ give away give away/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ schenken, overhandigen2 geven ⇒ verlenen, verschaffen, gunnen3 geven ⇒ opofferen, wijden5 geven ⇒ aanbieden, ten beste geven6 (op)geven ⇒ meedelen, verstrekken7 geven ⇒ produceren, voortbrengen♦voorbeelden:give someone medicine • iemand geneesmiddelen toedienengive him my best wishes • doe hem de groeten van mijgive a daughter in marriage • een dochter ten huwelijk schenkengive someone into custody • iemand aan de politie overleverengive me the good old days • geef mij maar de goeie ouwe tijdgive one's heart to someone • een warm hart voor iemand hebben, verliefd worden op iemandit's given me much pain • het heeft me veel pijn gedaangive pleasure • erg aangenaam zijngive a prize • een prijs toekennengive him some rest • gun hem wat rustwe were given three hours' rest • we kregen drie uur rustgive someone a room • iemand een kamer toewijzengive someone a title • iemand een titel toekennengive trouble • last bezorgenhe's been given two years • hij heeft twee jaar (gevangenisstraf) gekregengive someone to understand/know • iemand te verstaan/kennen gevenI'll give you that • dat geef ik toegive a cry • een kreet slakengive someone a sly look • iemand een sluwe blik toewerpengive proof of one's courage • zijn moed tonengive a ring • opbellengive sentence • een vonnis vellengive a shrug of the shoulders • zijn schouders ophalen6 the teacher gave us three exercises (to do) • de onderwijzer heeft ons drie oefeningen opgegeven (als huiswerk)give the facts • de feiten tonengive information • informatie verstrekkengive off • (af)geven, verspreiden, makengive as good as one gets • met gelijke munt betalengive it someone hot (and strong), give it someone straight • iemand er f van langs gevendon't give me that • (hou op met die) onzinthat'll give her something to cry for • nu heeft ze tenminste iets om over te huilen -
15 épaule
épaule [eepool]〈v.〉1 schouder♦voorbeelden:donner un coup d'épaule à qn., prêter l'épaule à qn. • iemand een handje helpenhausser, lever les épaules • zijn schouders ophalenployer, courber les épaules • zich gewonnen geven, door de knieën gaanavoir la tête enfoncée dans les épaules • een korte nek hebben→ têtef1) schouder2) schouderstuk [dier] -
16 *hausser
*hausser ['oosee]1 verhogen ⇒ verheffen, optrekken, vermeerderen♦voorbeelden:hausser le ton • een hoge toon aanslaanhausser la voix • z'n stem verheffenhausser une maison d' un étage • een verdieping op een huis zettencela ne le hausse pas dans mon estime • dat doet hem niet in mijn achting stijgen♦voorbeelden:se hausser sur la pointe des pieds • op de tenen gaan staan -
17 hausser les épaules
hausser les épaules -
18 hausser, lever les épaules
hausser, lever les épaulesDictionnaire français-néerlandais > hausser, lever les épaules
-
19 Achsel
Achsel〈v.; Achsel, Achseln〉1 schouder(gewricht), schouderstuk ⇒ oksel(holte)♦voorbeelden:1 (über jemanden, etwas) die Achseln, mit den Achseln zucken • (over, om iemand, iets) de schouders ophalenjemanden über die Achsel ansehen • iemand met de nek aanzienetwas auf die leichte Achsel nehmen • iets licht opvatten -
20 Schulter
Schulter〈v.; Schulter, Schultern〉2 schouderbeen, -stuk♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 etwas auf die leichte Schulter nehmen • iets (te) licht, gemakkelijk opnemenauf beiden Schultern (Wasser) tragen • van twee walletjes etenbreit in den Schultern sein • breedgeschouderd zijnmit den Schultern zucken • de schouders ophalen, schokschouderenjemandem über die Schultern gucken • bij iemand over de schouder kijken
- 1
- 2